Blog Erik

Erik Bouwens

W1 Label: Goddelijke vormen

reverentietekst


We weten genoeg over de architecten uit de 15e en 16e eeuw om een redelijk betrouwbaar beeld te kunnen geven van hun opvattingen. Het vroegste architectuurtraktaat uit de renaissance, Alberti's De re aedificatoria (geschreven rond 1450), bevat het eerste volledige programma van de ideale ranaissancekerk. Het zevende boek van dit werk gaat over het bouwen en decoreren van religieuze architectuur. Alberti's overzicht van de gewenste vormen voor tempels - zoals hij kerken pleegt te noemen - begint met een lofrede op de cirkel. De natuur zelf, zo verklaard hij, kiest de ronde vorm boven alle andere. Dat bewijze haar eigen scheppingen, zoals de aardbol, de sterren, de bomen, dieren en hun nesten, en veel andere zaken. Er zijn 9 geometrische grondvormen die door Alberti voor kerken worden aanbevolen: naast de cirkel noemt hij het vierkant, de vijfhoek, de achthoek, de tienhoek en de twaalfhoek. Al deze figuren komen voort uit de cirkel en Alberti legt uit hoe men vanuit de straal van de cirkel waarin deze figuren zijn geplaatst, de lengte van de zijden kan berekenen (afb. 1). Behalve deze zes figuren noemt hij ook nog drie afgeleiden van het vierkant, namelijk het vierkant vermeerderd met een helft of een derde van zijn oppervlak en het verdubbelde vierkant.





Bronvermelding
Grondslagen van de architectuur in het tijdperk van het humanisme, Rudolf Wittkower blz.12
http://bookdome.com/architecture/Character-Renaissance-Architecture/images/Exterior-of-Santa-Maria-della-Consolazione-Todi.jpg

eigen commentaar

Alberti was een architect uit de vroege renaissance. Hij heeft de basis in de renaissance architectuur gelegd waar later onderandere Donato Bramante (architect van de Sint Pieter kerk te Rome) en Andrea Palladio op doorgegaan zijn.

Opmerkelijk is dat uit bovenstaande tekst blijkt dat Alberti schijnbaar de voorkeur voor de cirkel heeft. Welliswaar komt de gulden snede (basis maatvoering in de renaissance) voort uit de cirkel en het vierkant., toch komen de meeste maatverhoudingen uit dit maatsysteem voort uit het vierkant. De vraag is dus: zijn de latere architecten het niet eens geweest met Alberti, dat de cirkel de basis is van alles? Of is het vierkant veel praktischer gebleken om mee te ontwerpen? En als deze laatste vraag mat ja beantwoord word, kon men in die tijd nog wel verantwoorden dat de cirkel de basis was en niet het vierkant?

Duidelijk is in ieder geval dat men de natuur om zich heen als basis nam. Ook is bekend dat Alberti dit niet zelf heeft bedacht. Hij geloofde namelijk in de ideeën die de romeinen hadden. De gulden snede was dan ook al bekend. Deze was ontdekt door Marcus Vitruvius Poll(i)o (± 85 — 20 v.Chr.) Romeins militair, architect en ingenieur. Alberti probeerde de Romeinse bouwkunst te laten herleven. Want in de tijd van de Romeinen was er welvaart en was het leven goed. De wereld moest opnieuw uitgevonden worden naar Romeins denkbeeld, opnieuw geboren worden. En dit gebeurde, de renaissance viert hoogtij.




Bronvermelding
http://umrkbarc1a.files.wordpress.com/2011/08/villa-barbaro-10.jpg














W2 Label: Duiventeelt

Reverentietekst

Om een goed idee te kunnen krijgen waarvoor de duiventorens* diende, moet eerst uitgelegd worden waarom mensen duiven hielden en houden (1.1).
Om het houden van duiven aan banen te leggen, om zo overlast te beperken, werden er regels en rechten (1.2) ongesteld. Waaraan iedereen zich moet houden.

1.1      Historie van duiven en duiven houden

Duiven bestaan in vele soorten (1.1.1) en werden door de mensen gehouden voor vele redenen. Zo was de duif voor consumptie (1.1.2), medicinale eigenschappen (1.1.3) en zijn mest (1.1.4) zeer geliefd om te houden.

Maar de duif werd ook als koerier (1.1.5) gebruikt, voor snelle en goede postwisseling.

De duif is een veel gebruikt symbool (1.1.6) voor vrede, in deze rol kom je hem nu nog steeds vaak tegen.

Als er duiven werden gehouden moest er ook een geschikte behuizing (1.1.7) voor hen worden gemaakt. Zo ontstonden de duiventorens* en duiventillen* (1.1.8).




Bronvermelding

Sabina Commu, Student hogeschool Utrecht, afstudeerproject: Duiventoren landgoed
Wickenburg

http://www.metselbedrijf-renden.nl/images/duiventil-putten-gr.jpg
http://farm3.static.flickr.com/2130/2524820338_0dc291533e.jpg

eigen commentaar

Duiven worden al van ver uit de oudheid gebruikt voor diverse doeleinden. Omdat dit beestje zo nuttig was (om op te eten, vanwege mest en als postduif) werden ze veelvuldig en in grote getallen gehouden. Dit bracht veel overlast voor buren van de duivenhouders. Vooral de boeren moesten het ontgelden. Met name na het bezaaien van de akkers werd veel oogst verpest door de duiven. Om deze reden werd mede in de renaissance de duiventil aan banden gelegd. Slechts de mensen met veel grond en de mensen van adel hadden recht op het houden van duiven ("het Heerlijk recht"). Hoe meer grond hoe meer duiven men mocht houden. Vaak was ook bepaald dat de duiventil dan midden op het landgoed moest staan. Op deze manier werd de kans op overlast bij buren beperkt.

                                         Duiventil van Villa Barbaro

Bij Villa Barbaro werden de duiven aan de woning gehouden. Gezien de duivenpoep en overlast is dit over de hele geschiedenis bekeken niet erg gebruikelijk. Maar in die tijd zien we dit wel vaker. De Familie Barbaro gebruikte de duiven om te communiceren met Venetië, hier had de familie namelijk veel macht. Ook zal regelmatig de duif op het menu gehad hebben en is zijn mest gebruikt voor de boomgaard.














W3 Label: Maatsysteem muziek met Gulde snede


Inleidend stukje

Een toonladder in de muziekleer is opgebouwd uit 7 tonen (op de piano de witte toetsen) en 5 afgeleiden tonen (de zwarte toetsen). Als we vanuit de witte toets C iedere witte toets in chronologische volgorde aanslaan naar de hogere tonen tot we weer de C tegenkomen, hebben we de toonladder van C gespeeld. Deze toonladder kunnen we bij iedere toets maken door steeds dezelfde afstanden aan te houden (zwarte toetsen hierbij ook mee rekenen. De naam van de toonladder is de toets waarmee deze begint. Beginnen we de toonladder dus mat een A, en we spelen alle toetsen in gelijke afstand met de toonladder C tot de volgende A, dan hebben we de toonladder van A gespeeld.

In de hedendaagse muziek noemen we de toon waar de toonladder mee begint de grondtoon of prime (uitspraak ‘priem’). Vanuit de prime kunnen we intervallen maken, dit is een opeenvolging van 2 tonen waarbij afhankelijk van de interval 1 of meer toetsen worden overgeslagen. Zo kunnen we een kwart maken door de C samen te spelen met de F en een kwint door de C samen te spelen met de G.

Bij het opbouwen van een harmonisch klinkend geheel (een akkoord) speelt men 3 of meer tonen uit de toonladder die harmonisch met elkaar klinken. De tonen lijken op het gehoor bij elkaar te horen. Spelen we toetsen die niet harmonisch klinken, dan zeggen we dat de tonen dissonant met elkaar klinken. In de Renaissance dacht men dat de duivel in deze niet harmonisch klanken school.

Referentie teksten

Grondslagen van de Architectuur in het tijdperk van het humanisme - Rudolf Wittkower
Blz. 133 t/m 141 Deel IV - hoofdstuk 4 – Muzikale harmonieën en de beeldende kunsten

Blz. 134
Alberti duidt bijvoorbeeld de verhouding 4:9, die hij definieert als het product van twee verhoudingen 2:3, ook als een dubbele proportie (4:8) plus een hele toon (8:9), en de verhouding 9:16, voortgebracht door twee verhoudingen 3:4, ook als een dubbele proportie (9:18) min een hele toon (18:16).

Blz. 135
kruin tot neus 'harmonieert' met de afstand van de neus tot de kin in een drievoudige proportie, die de diapason plus diapente voortbrengt en deze afstand van neus tot kin harmonieert met die van kin tot het punt waar de sleutelbeenderen bij elkaar komen en een dubbele proportie, die een diaposon maakt.

Blz.137
Hij volgt uitdrukkelijk Barbaro’s Vitruvius-commentaar waar hij alleen de drie enkelvoudige consonanties volgens Pythagoras en twee composiete harmoniën aanvaardt – Diatessaron, diapason en diapente, en diapason plus diapente en disdiapason – en de zesde harmonie van Vitruvius diapason plus diatessaron verwerpt.


Blz.138
Schema dat de verhouding duidelijk maakt tussen metopen en trigliefen in de tempel van Salomon, uit Prado en Villalpando, In Ezechielem Explanationes



Blz.140
Tubal-Kaïn, Pythagoras en Philolaos, frontispice van Gafurio’s Theoretica Musice, 1492

Op alle vier de afbeeldingen zijn de objecten die geluid moeten voortbrengen voorzien van de getallen 4, 6, 8, 9, 12 en 16. De getallen omvatten 2 octaven, het grote volmaakte systeem van de grieken, met hun kwarten en kwinten en een grote hele toon (8:9). Pythagoras is afgebeeld terwijl hij de consonatie van het octaaf 8:16 uittest; op de afbeelding rechtsonder doet hij dit al musicerend met Philoloas, waarbij de één op een fluit blaast die half zo lang is als die van de ander (8 en 16); terwijl Philolaos twee fluiten vasthoudt die een kwint (4 en 6), en Pythagoras twee andere die een kwart (9 en 12) vormen.

Eigen commentaar

In navolging van de bovenstaande teksten en mijn eigen kennis over de harmonieleer heb ik het volgende schema samengesteld (de zwart witte kleuren staan gelijk aan de zwart witte toetsen op een piano):



Als we dit schema gaan vergelijken met de gulden snede valt op dat dit schema niet of maar weinig overeenkomt met dit magische getal. Het verhoudingsgetal 1,618 van de gulden snede, of het omgekeerd evenredige getal 0,618 benaderen de G# (Gis) of Ab (As) het dichtst. Maar als we deze toon met de grondtoon samen spelen, krijgen we een dissonant geluid, iets wat tegen de principes van de renaissance inging en als duivels werd gezien.

Hieronder de reeks van Fibonacci aangegeven:

1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, etc



Als we deze delingen van de reeks van Fibonacci vergelijken met het tonenschema komen we al verder dan bij de gulden snede.

2/1     Het reine octaaf, diapason
3/2     Kwint, diapente
5/3     Sext

De belangrijkste verhoudingen uit de harmonieleer het octaaf en de kwint zijn in deze reeks terug te vinden.

De Gulden snede en zijn getallenreeks lijken niet direct het uitgangspunt geweest te zijn van de renaissance. Het lijkt er meer op dat de verhoudingen in de muziek een systeem op zichzelf was. Zeker is waar dat in de muziek bijzondere verhoudingen voorkomen, die ook goed toepasbaar zijn in de ideeën van de renaissance.














W4 Label: Muziekleer in Villa Barbaro

Referentietekst

Grondslagen van de Architectuur in het tijdperk van het humanisme - Rudolf Wittkower
Blz. 149 Deel IV - hoofdstuk 6 – Muzikale harmonieën en de beeldende kunsten

In plaats van deze analyse verder door te voeren kunnen we ons nu beter tot een ander gebouw wenden, de Villa Barbaro in Maser, waarin de fundamentele harmonische eenheid van alle ingeschreven getallen tot in bijzonderheden kan worden aangetoond. De lange vleugels achter het hoofdgebouw bevatten 3 type groepen van ieder drie vertrekken – een symmetrische ordening van tweemaal twee groepen van drie aan weerszijde van een centrale groep – waarvan de breedtes respectievelijk zijn aangegeven als 16, 12, 16; 20, 10, 20; 9, 18, 9. Het is duidelijk dat de verhouding van elke groep van 3 vertrekken harmonisch zijn(4:3:4; 2:1:2; 1:2:1). Maar men kan ook een stap verder gaan Aan de voorzijde van het hoofdgebouw bevinden zich 3 vertrekken – waarvan het middelste deel deel uitmaakt van de kruisvormige zaal – die elk 12 voet breed zijn (samen 36); In het corresponderend deel van de vleugel komen deze 3 vertrekken terug maar in andere orkestratie van 9, 18, 9 (samen 36). Twaalf is het harmonisch gemiddelde tussen 9 en 18 en verdeelt het octaaf in een kwart en een kwint enz.

Eigen commentaar

De muziekleer in het verhoudingsysteem van Villa Barbaro



In de renaissance bleek de muziekleer een grote invloed te hebben op de studie naar de goddelijke proportie. Op zich niet zo verwonderlijk.  De harmonieleer en dus de fysische eigenschappen van muziek zijn rechtevenredig verbonden met de verhoudingen. Omdat men in die tijd op zoek was naar de goddelijke verhouding en in de muziek zo onomstotelijk vast stond dat deze verhoudingen fysisch klopten zijn deze verhoudingen direct overgenomen in het geloof. Daarmee werd het dus ook veelvuldig gebruikt in de architectuur. In bovenstaande schetsen van Villa Barbaro is dan ook duidelijk te zien dat en hoe de verhoudingen uit de harmonieleerdoor Palladio  zijn toegepast.














W5 Label: Watermachine

Referentietekst

Palladio, de villa en het landschap
Gerrit Smienk en Johannes Niemeijer
Blz. 102

Het voorterrein en de watermachine
Het voorterrein heeft in de loop der tijd vermoedelijk de nodige veranderingen ondergaan, maar komt niettemin in grote lijnen overeen met de beschrijving in de Quattro Libri: ‘Het deel van het gebouw dat iets naar vore steekt bevat 2 verdiepingen met kamers. De kamers op de bovenverdieping liggen op gelijke hoogte met de binnenhof aan de achterzijde, waar een met stucco en schilderingen overdadig versierde fontein is uitgehakt in de heuvel achter het huis. Deze fontein is de bron van een klein meer dat als visvijver dient. Vanaf deze plek stroomt het water naar de keuken en na bevloeiing van de tuinen links en rechts van de weg die zachtjes omhoog naar het gebouw leidt, vloeit het uit de twee visvijvers met paardentroggen langs de openbare weg; vandaar stroomt het verder om de uitgestrekte boomgaard met uitmuntend en overvloedig fruit en verschillende wilde planten te bevloeien.

Eigen commentaar

In het begin der tijden leefde men van het water uit de rivieren. De mens ging naar het water toe om te drinken en zich te wassen. Ongeveer 7000 jaar geleden kwam hier (op sommige plekken) verandering in. Rond deze tijd ontdekte men dat men water kun vinden door een gat te graven. Hiermee was de put ontstaan. Rond die tijd is met ook begonnen de stoom van het water te beïnvloeden door het graven en hakken van geulen.

Een paar duizend jaar later is men waterleidingen gaan gebruiken. In Egypte met holle palmbomen en in Azië met holle bamboe. Het echte waterleidingstelsel op langere afstand is ca.400 jaar voor Christus begonnen door de Romeinen. Met hun indrukwekkende Aquaducten wisten ze de rijken bewoners van Rome, zijn fonteinen en badhuizen van een overvloed aan water te voorzien.

In de middeleeuwen zijn de Romeinen en hun technieken in vergetelheid geraakt. Onder druk van de machtige kerk was ontwikkeling en innovatie niet langer mogelijk. Toen dit veranderde begon de Renaissance, de tijd waarin Villa Barbaro gebouwd is. In de Renaissance (dat wedergeboorte betekend) herontdekte men de uitvindingen van de Romeinen en andere oude volkeren. Hiermee was ook de waterleiding herontdekt. Een logisch gevolg is dat Palladio dit uiteindelijk in zijn ontwerpen meenam.

Bronvermelding
http://www.kraanwater.nu/watweetjijvankraanwater/geschiedenis/lang-geleden/Pages/default.aspx

Geen opmerkingen:

Een reactie posten