Week 1
Tekst/citaat
Bronvermelding: Van Winden W., “De enscenering van de
Venetovilla”, TABK (1983)
Eigen commentaar
Palladio was een
architect van de late renaissance periode die zijn inspiratie voornamelijk bij
Vitrivius haalde, een architect die leefde in de periode van 80-70 voor
christus tot 15 na christus. Hij stond het meest bekend als de auteur van ‘De
Architecture (“On Architecture”.
Palladio hield zich aan een aantal strikte regels tijdens het
ontwerpen van een gebouw. Deze regels zijn heel herkenbaar in zijn werk. Buiten
de symmetrische opbouw van de villa's, de ornamenten toegewijd aan het
exterieur en de omgeving ten opzichte van de villa's, staan de villa's ook nog
als 'paleizen' in het landschap waardoor het oog meteen op de bouwwerken valt.
Vanuit de villa kan men het hele terrein aan alle kanten, zoals een koning
vanuit zijn paleis 'het hele land kan overzien en regeren' en vanaf de omgeving
kan iedereen de villa's zien zoals bewoners van een dorp of stad vanuit alle
kanten de grote paleizen kunnen zien. Zien en gezien worden is een
essentieel concept in zijn villa’s. Ook is het concept veiligheid hierin
verweven. Totale overzicht hebben geeft ook een gevoel van veiligheid.
Week 2
Tekst/citaat
Bron: bb.avans.nl/vento_palladio.pdf
Eigen commentaar
Zoals het hier staat beschreven gebruikte Palladio de zwembaden als
wateringsysteem voor de grote tuinen, die vol staan met fruitbomen en
dergelijke, voornamelijk om toch nadruk te leggen op de agrarische achtergrond.
Hij was blijkbaar bang dat door de ‘grootsheid’ van het paleis de agrarische
achtergrond een beetje in het niet zou vallen. Ik denk dat de manier waarop dit
is ontworpen ervoor zorgt dat het systeem toch in het ‘plaatje’ en in het
denkbeeld van Palladio past, waardoor hij er toch zijn eigen stempel op kan
zetten.
Week 3
Proporties palladio
Eigen commentaar
Zoals hierboven te
zien is (links) , zitten er meer verhoudingen in Palladio’s werk dan op eerste
opzicht zou opvallen. De breedte van de gangen, de breedte van de ruimtes en de
hoogtes van de ruimten vallen allemaal terug op de 2 grondgetallen 12 en 20. Zo
ook in de voorgevel van Villa Barbaro (rechts). De verhouding 3 en 5 komen heel
vaak voor in deze voorgevel. De 3 koepels en de afstanden tussen de 3 koepels
hebben allemaal dezelfde grootte. Net zoals de ramen tussen de koepel allemaal
dezelfde grootte hebben. Als je er dichter op inzoomt staat alles in verhouding
met elkaar. De vraag die mij bij opkomt is alleen; hoe vergezocht kun je gaan?
Met dit bedoel ik: Als je maar lang genoeg kijkt naar een bepaald ontwerp kun
je altijd wel mogelijke redeneringen of potentiële gedachtegangen ontdekken.
Maar hoe weten we zeker dat de ontwerper dit daadwerkelijk bedoelt heeft en/of
hij zelf wel zo diep heeft nagedacht over elke aspect van zijn/haar ontwerp?
Week 4
Tekst/citaat
Harmonieleer is het onderwerp binnen de muziektheorie, dat de opeenvolging van akkoorden en hun samenhang beschrijft. In de klassieke muziek is er traditioneel sprake van zogeheten tonaal-functionele harmonie, alternatieven zijn onder andere de modaal-functionele harmonie en de atonaliteit. Er is sprake van harmonie wanneer er meerdere en
verschillende tonen tegelijk klinken. In de striktere zin wordt in de
harmonieleer onder harmonie verstaan: de (al dan niet functionele) opeenvolging
van akkoorden. Een akkoord is in de klassieke harmonieleer doorgaans een
opeenstapeling van minimaal 2 tertsen op een trap (ook wel een 'drieklank' genoemd). In de ruimere zin wordt onder harmonie
verstaan: het omgaan met samenklanken binnen een stuk of stijl.
Bron:
nl.wikipedia.org/wiki/harmonieleer
Eigen commentaar
In de renaissance werd
er veel onderzoek gedaan tussen de goddelijke proporties en harmonieleer. Omdat
er bepaalde verhoudingen zitten in de frequentie van noten, de bepaalde
afstanden van verschillende toonladders en de manier waarop een akkoord tot
stand komt is er veel onderzoek gedaan naar deze “goddelijke verhoudingen”. In
de muziek heb je prime, secunde, terts, kwart, quint, sext, septime en octaaf,
respectievelijk 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8. Een akkoord bestaat uit de
opeenvolging van 2 tertsen. Je hebt bijvoorbeeld de toonladder van C:
C-D-E-F-G-A-B-C. Een C-akkoord bestaat dan ook uit C-E-G. Door de verschillende
frequenties vallen de tonen harmonisch samen.
Week 5
Eigen Commentaar:
De proporties en
verhoudingen zijn wel kunstig als je ze ziet, maar ik ben het er toch niet
helemaal mee eens. Zoals ik al eerder heb aangegeven kun je overal wel figuren
in zien, maar om dat nou gelijk verband te leggen met verhoudingen, proporties
en de voorbedachte raden die er eventueel aan had kunnen zitten vind ik toch
nog wel wat vergezocht. Ook de manier waarop de Gulden Snede en het Plastisch
Getal verwerkt zijn in sommige elementen. Rond zulke abstracte termen kun je
natuurlijk ook wel veel abstra
Week 6
De theorie gaat uit van een matenstelsel, die uitgaat van de
menselijke waarneming. Het matenstelsel hangt samen met begrenzingen, formaten
die dicht bij elkaar liggen ondervinden wij als 1 groep, waarbij de grens per
groep erg belangrijk is. Om deze drempelmaten te vinden vond Van der Laan het
‘plastische getal’ dat voorkomt uit de gulden snede
Bron:
dyneke.nl/PDF/onderzoek.pdf
Eigen
commentaar
Het plastische getal is een verhoudingsgewijs
gebruik van een kleinste eenheid die aan het bouwwerk zelf is ontleend. Het
heeft dus geen metriek stelsel als basis. De kleinste eenheid wordt bepaald
door drempelmaten. Dit zijn de grootste en de kleinste maat binnen een groep
met groottes, zonder dat de grootte overenkomt met een grootte van een andere
groep. Daar de kleinste eenheid van wordt gebruikt al Vitrivius. Bij het plastisch
getal heb je de “variabele” maten A, B en C. A is het grondgetal. De grootte is
als volgt: A < B < (A +B), Dit is nog logisch. Als A het kleinst is, en B
is groter, dan zijn A en B bij elkaar groter dan B. C is groter dan B maar kleiner dan (A + B). Dus
het totale orde van grootte wordt dan: A < B < C < (A+B). Het
plastische getal is een 3 dimensionale uitwerking van de Gulden Snede.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten